77. Stoffelijke bijvoeglijke naamwoorden
Stoffelijke bijvoeglijke naamwoorden (die verwijzen naar een bepaalde stof of een bepaald materiaal) eindigen meestal op -en.
pluchen, kunstleren
De meeste stoffelijke bijvoeglijke naamwoorden eindigen op -en: een aardewerken tafel, de pluchen kussens, een houten schutting, een jaden ketting, leren schoenen, een gouden handdruk, rubberen handschoenen, de stenen tafelen, wollen sokken.
Maar er zijn ook combinaties mogelijk met het materiaalwoord als zelfstandig naamwoord: formicatafel, houtproduct, jutezak, siliconenborsten. Deze combinaties zijn samenstellingen; zie regel 47.
Ook blijven enkele stoffelijke bijvoeglijke naamwoorden onverbogen: de aluminium pan, een alpaca lepel, een kunststof aanrechtblad, nylon jassen, plastic lepels (in België zegt en schrijft men ook: plastieken). En bij sommige stofnamen zijn er meer mogelijkheden: een rubberbal, een rubber bal, een rubberen bal.
Een bijvoeglijk naamwoord dat een vorm aanduidt (ovaal, driekant, vierkant), krijgt gewoon een -e: de ovale tafel, vierkante wielen.