20. Overige tekens: umlaut, cedille, enz.
In het Nederlands komen enkele on-Nederlandse tekens voor, die gebruikt worden in van oorsprong vreemde woorden.
hüttenkäse, señorita, reçu
Umlaut
In sommige uit andere talen (vooral het Duits) geleende woorden staat een umlaut (twee puntjes op een a, o of u). Die umlaut blijft in het Nederlands staan: bühne, föhn, glühwein, knäckebröd, kür, löss, rösti, rücksichtslos, überhaupt. (In het Duits krijgen sommige van deze woorden een hoofdletter, in het Nederlands niet: zie regel 44.)
De umlaut heeft dezelfde vorm als het trema. Maar het trema is een leesteken waarmee aangegeven wordt dat er een nieuwe lettergreep begint (zoals in poëzie) – zie hoofdstuk V. De umlaut geeft een andere klank aan de letter waarop die geplaatst is (kür klinkt bijvoorbeeld als [kuur]).
Cedille
De cedille is een ‘kommaatje’ onder een c. De cedille zorgt ervoor dat een c die gevolgd wordt door een a, o of u als [s] wordt uitgesproken en niet als [k]: façade, Française, garçon, salade niçoise, reçu.
De cedille komt meestal voor in Franse woorden. Maar het teken staat ook in woorden en namen uit enkele andere talen, zoals açaibes en Curaçao.
Andere tekens
In sommige woorden staan speciale letters en tekens die in de standaardtaal oorspronkelijk niet voorkomen: ångström, høken, señor. Ze zijn alleen nodig als ze belangrijk zijn om de woorden te herkennen en goed uit te spreken. Maar wie ze graag altijd schrijft, kan dat gewoon doen.
Smørrebrød mag ook als smörrebröd geschreven worden, en øre ook als öre.
De umlaut, cedille en andere tekens mogen ook bij hoofdletters gebruikt worden. (Zie ook regel 3.)