52. Woordgroep (los) of samenstelling (aaneen)
Samenstellingen schrijf je aan elkaar, woordgroepen niet.
theekopje, kopje thee
Combinaties met een bijvoeglijk naamwoord
Combinaties van een bijvoeglijk naamwoord (rond, kort, bruin) en een zelfstandig naamwoord (tafel, termijn, bonen) schrijf je meestal als losse woorden. Bijvoorbeeld: ronde tafel, korte termijn, bruine bonen. Als je hier nóg een woord achter plaatst dat één geheel vormt met de woordgroep, ontstaat er een samenstelling. De spatie uit de woordgroep verdwijnt dan: rondetafelconferentie, kortetermijnbeleid, bruinebonensoep (zie regel 48).
Sommige combinaties van een bijvoeglijk naamwoord en een zelfstandig naamwoord zijn aan elkaar gegroeid en dus een samenstelling geworden: fijnstof, hogeschool, zwartboek. Vaak is dat te horen: het woord krijgt dan één hoofdaccent. Bovendien heeft de samenstelling vaak een eigen betekenis. Een zwartboek (een boek met misstanden) is immers iets anders dan een zwart boek (een boek met zwarte kaft). Zie ook regel 47.
Kleine woorden
Een combinatie van kleine woorden die samen één vaste betekenis hebben, schrijf je vaak als één woord: alsnog, bergaf, bijvoorbeeld, desalniettemin, hoeveel, jazeker, vooralsnog, weleens.
Andere voorbeelden zijn: dankjewel, niettegenstaande, tevoren, zodoende, binnenstebuiten, huppeldepup, potjandorie, temeer (in de combinatie temeer omdat of temeer daar), tevoorschijn, tezamen. Zulke woorden hebben als geheel een vaste eigen betekenis. Je staat niet meer stil bij de letterlijke betekenis van de afzonderlijke delen. Er zijn echter ingeburgerde uitzonderingen, die je nog steeds als een woordgroep moet zien, dus als een minder sterke eenheid. Enkele voorbeelden: des te meer, nog eens, onder meer, tot nog toe, tot nu toe, zonder meer, te midden van.
Combinaties met -zelfde (behalve: deze zelfde en zo'n zelfde) schrijf je aan elkaar: hetzelfde, eenzelfde.
Betekenisverschil
In sommige gevallen is er betekenisverschil tussen los en aan elkaar schrijven. Enkele voorbeelden:
te goed
tegoed
ten minste (minimaal)
tenminste (althans)
ten slotte (tot slot)
tenslotte (immers, althans)
Ik heb nog tien euro van je te goed.
Het tegoed wordt op je rekening gestort.
Er zijn ten minste zeven gewonden.
Koop maar, dan heb je tenminste nog iets.
Ten slotte kreeg iedereen nog een drankje.
Ik help je wel; je bent tenslotte familie.
In het algemeen geldt dat wanneer er sprake is van een letterlijke betekenis, de woorden niet aan elkaar worden geschreven.
Teveel schrijf je alleen aan elkaar als het een zelfstandig naamwoord is, met de betekenis ‘overschot’: Het teveel aan wijn wordt verwerkt tot brandstof. In andere gevallen is te veel los: Ik heb een beetje te veel gegeten.
Zo( )veel kun je in de meeste gevallen zowel los als aan elkaar schrijven: drie keer zo veel/zoveel, zo veel/zoveel mogelijk, niet zo veel/zoveel zin hebben. Als je zoveel niet meer als tegenhanger van zo weinig kunt zien, is aan elkaar schrijven het best: drie euro zoveel, zoveel was duidelijk.
Combinaties met een voorzetsel
De meeste combinaties met een voorzetsel (aan, op, in, enz.) schrijf je als losse woorden: nek aan nek, alles op alles, drie in één. Als je daar een zelfstandig naamwoord aan vastplakt, komen er streepjes tussen de delen van de woordgroep: nek-aan-nekrace, alles-op-allesmentaliteit, drie-in-eenpakket. Zie verder regel 62.
In sommige bijzondere combinaties, zoals sta-in-de-weg, staan wél streepjes. Zie regel 62 voor deze samenkoppelingen.
Alternatief -- niet officieel, wel gangbaar
Vaste combinaties van woorden kunnen in de loop van de tijd aan elkaar groeien. Regels daarvoor zijn nauwelijks te geven. In de woordenlijst op deze website komen de volgende combinaties daarom zowel los als aan elkaar voor: en zo/enzo, et cetera/etcetera, of zo/ofzo, van tevoren/vantevoren, zo dadelijk/zodadelijk en zo meteen/zometeen. Volgens de officiële spelling moet je deze woorden met een spatie schrijven. Wat ons betreft kun je ze ook als samenstellingen zien.