51. Combinaties met werkwoorden
Vaste combinaties met een werkwoord kunnen samensmelten tot één geheel.
kennismaken, stofzuigen, veelgebruikt
In het algemeen geldt dat je combinaties met een werkwoord als tweede deel los schrijft. Bijvoorbeeld: haring vissen, kalm blijven en een veel gezien probleem. Soms vormen dit soort combinaties tóch één geheel. Dat ligt niet vast in duidelijke regels. Betekenis en frequentie spelen een rol: als een bepaalde combinatie veel voorkomt en een minder letterlijke betekenis heeft, is de kans groot dat je die aan elkaar schrijft. Zo is hardlopen (als sport) iets anders dan hard lopen (snel lopen, rennen). Ook de klemtoon ligt in zo’n geval vaak anders.
Vergelijk ook de volgende rijtjes voorbeelden. Links staat steeds een veelvoorkomende, niet al te letterlijk meer op te vatten woordcombinatie. Rechts zie je een vergelijkbare woordcombinatie, maar met een juist wat letterlijkere betekenis:
ademhalen - water halen
kennismaken - ruimte maken
maathouden - orde houden
moddergooien (‘kwaadspreken’) - stenen gooien
stofzuigen - lucht zuigen
Als je twijfelt of je met zo’n vaste combinatie te maken hebt, raadpleeg dan een woordenboek of spellinglijst. In dit geval geldt: als je bijvoorbeeld kalmblijven níét aantreft in zo’n lijst, dan kun je ervan uitgaan dat kalm blijven juist is.

Als een vaste combinatie die eindigt op een werkwoord één woord is, moet je ook de vervoegde vormen aan elkaar schrijven: aandoen (aangedaan, wie het licht aandeed). Zo ook: bezighouden (beziggehouden, als je je maar bezighoudt), doodgaan (doodgegaan), gebruikmaken (gebruikgemaakt, ik weet niet wie ervan gebruikmaakt), plaatsvinden (plaatsgevonden), koffiezetten (koffiegezet).
In sommige gevallen is een onderscheid in de spelling moeilijk te verklaren, zoals bij pianospelen naast gitaar spelen. In de spellinglijst worden soms (als het gaat om veelvoorkomende combinaties) zowel de losse als de aaneengeschreven vorm vermeld.
Woordcombinaties zoals koffie( )zetten of adem( )halen zijn niet in elke zin een eenheid. Vergelijk deze zinnen:
- Mijn vader had al koffiegezet. - Ik hoop dat ze hier lekkere koffie zetten.
- Het is soms het verstandigst als je diep ademhaalt en haar negeert. - Ik kon bijna geen adem halen
.
Combinaties die niet als één woord in de woordenlijst staan, zoals haat zaaien en paling roken, kun je toch aan elkaar schrijven als ze zelfstandig gebruikt zijn. Het gaat dan om ‘het verschijnsel’: het verschijnsel ‘haat( )zaaien’, het fenomeen ‘paling( )roken’, enz.:
- Haatzaaien is nooit goed. (Maar: Mensen die haat zaaien, zijn vaak zelf ongelukkig.)
- Palingroken gebeurt niet meer op de oude manier. (Maar: Ik wil wel weer eens ouderwets paling roken.)
Vaste combinaties met een voorzetsel
Vaste combinaties met een voorzetsel, zoals in stand houden, aan land gaan en in bedrijf stellen, bestaan uit drie losse woorden. Het ervan afgeleide zelfstandig naamwoord is aan elkaar: instandhouding, inbedrijfstelling. (Zie regel 48.)
Werkwoordcombinaties die met te, ten of ter beginnen, zijn soms in gebruik geraakt als samenstellingen, maar moet je soms als twee of drie woorden schrijven. Aan elkaar zijn bijvoorbeeld: tekeergaan, tekortschieten, tentoonspreiden, teleurstellen, terechtkomen, teweegbrengen. Los zijn bijvoorbeeld: te binnen schieten, te water laten, te werk stellen, ten einde lopen, ten onder gaan, ter inzage leggen. De bijbehorende zelfstandige naamwoorden zijn dan weer wel één woord: terinzagelegging, tewaterlating.
Bijvoeglijk naamwoord met voltooid deelwoord:
veelgebruikt
Soms vormen een bijvoeglijk naamwoord en een voltooid deelwoord van een werkwoord één geheel. Die samenstelling fungeert dan als bijvoeglijk naamwoord. Een voorbeeld is veelgebruikt. Het hangt van de context af of sprake is van zo'n samenstelling of van een losse woordgroep:
- Hier liggen veelgebruikte kleren. (nu wordt benadrukt dat de kleren vaak zijn gedragen)
- Hier liggen veel gebruikte kleren. (nu ligt de nadruk op de hoeveelheid gebruikte kleren)
Vergelijkbare bijvoeglijke naamwoorden zijn: dichtbevolkt, diepgeworteld, goedbedoeld, laaggelegen, waargebeurd, zwaarbewolkt. Dergelijke combinaties schrijf je wel los als het tweede deel duidelijk nog als werkwoord fungeert:
- Heb je die kleren veel gebruikt?
- Hij heeft het vast goed bedoeld.
- Onze bank is diep geworteld in de agrarische sector.
De vergrotende en overtreffende trap van woorden als dichtbevolkt kun je zowel los als aan elkaar schrijven: dichterbevolkt - dichtstbevolkt, dichter bevolkt - dichtst bevolkt. In onze spellinglijst staan ze als één woord. (Zie verder regel 79.)
Een combinatie van eerst of laatst en een voltooid deelwoord vormt ook vaak één geheel als die een eigen betekenis heeft: eerstgeborene, laatstgenoemd.
Combinaties van een zelfstandig naamwoord en een voltooid deelwoord zijn één woord als ze een soort inkortingen zijn van een woordgroep die met een voorzetsel begint:
- beursgenoteerd (= aan de beurs genoteerd)
- consumentgericht (= op de consument gericht)
- luchtgekoeld (= met lucht gekoeld)
- handgemaakt (= met de hand gemaakt)
- prestatiegerelateerd (= aan prestaties gerelateerd)
Bijvoeglijk naamwoord met tegenwoordig deelwoord: adembenemend
Een aparte categorie vormen woordcombinaties met als tweede deel een tegenwoordig deelwoord (zoals benemend of scheppend). Deze schrijf je meestal aan elkaar als ze een vast geheel vormen. Vaak hebben ze dan een eigen betekenis, zoals adembenemend: er bestaat geen werkwoord adembenemen, maar adembenemend is een opzichzelfstaand woord dat als bijvoeglijk naamwoord fungeert.
Enkele andere voorbeelden: hardhorend, levendbarend, noodlijdend, voorwaardenscheppend, zwaarwegend.